Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU0930

Datum uitspraak2005-07-20
Datum gepubliceerd2005-08-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/6427 WW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Korting WW-uitkering met 20% gedurende 16 weken omdat betrokkene in de relevante periode in onvoldoende mate heeft gesolliciteerd.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 03/6427 WW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellante], wonende te [woonplaats], appellante, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Appellante heeft op bij beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Arnhem op 17 november 2003, nr. 03/382 WW, tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 8 juni 2005, waar partijen -gedaagde met voorafgaand bericht- niet zijn verschenen. II. MOTIVERING De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang. Voor de feiten verwijst de Raad naar hetgeen daaromtrent door de rechtbank in de aangevallen uitspraak is weergegeven. Die feiten vormen, gelet op de inhoud van de gedingstukken, ook voor de Raad uitgangspunt voor zijn beoordeling van het voorliggende geschil. Het gaat in dit geding om de beantwoording van de vraag of gedaagde bij het bestreden besluit van 30 januari 2003 op goede gronden het besluit van 20 november 2002 heeft gehandhaafd, bij welk besluit appellantes WW-uitkering met 20% gedurende 16 weken is gekort omdat appellante in de periode 21 oktober 2002 tot en met 17 november 2002 in onvoldoende mate heeft gesolliciteerd. De Raad beantwoordt deze vraag, evenals de rechtbank, bevestigend en stelt zich achter de overwegingen van de aangevallen uitspraak. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd bevat in vergelijking met hetgeen eerder is aangevoerd, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad dan ook niet tot een ander oordeel kunnen brengen. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gewezen door mr. H. Bolt in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2005. (get.) H. Bolt. (get.) M.D.F. de Moor. RW 206